vervolg:
Prof. dr. Bernard van Praag over pensioenen
Van Praag is emeritus hoogleraar Economie aan de Universiteit van Amsterdam.
‘Ik vind het vreemd dat we in Nederland doen alsof de pensioenfondsen er zo vreselijk slecht bij staan, terwijl ze bulken van het geld. Sinds 2008 zijn de pensioenuitkeringen niet geïndexeerd, waardoor de pensioenen inmiddels zo’n 25 procent zijn achtergebleven bij de inflatie in die jaren. Die indexaties hadden gemakkelijk verleend kunnen worden. Bovendien hadden de premies voor werkenden verlaagd kunnen worden en de pensioenen verhoogd. Daar was en is meer dan genoeg ruimte voor.
Nu zou men in elk geval de koopkracht van alle pensioengerechtigden moeten herstellen, vind ik, door in één klap de pensioenen met zo’n 25 procent te verhogen en ze vervolgens jaarlijks weer netjes te indexeren. Maar het is moeilijk om het tij te keren; dat kan alleen de politiek doen.
Zowel De Nederlandsche Bank als politici reageren tot op heden niet op de kritiek op het pensioenbeleid. Er zijn trouwens niet zoveel critici tegen het beleid. Wetenschappers worden door de Staat en De Nederlandsche Bank gesubsidieerd om hier onderzoek naar te doen, dus die hebben weinig aanvechting om kritiek uit te oefenen. Ook van de pensioenfondsen zelf hoef je geen kritiek te verwachten. De Nederlandsche Bank benoemt en herbenoemt de bestuurders van de pensioenfondsen namelijk. Dus als een bestuur zich tegen De Nederlandsche Bank keert, kan het zijn dat bestuursleden niet worden herbenoemd. Daarom pleit ik ook voor een onafhankelijke commissie van internationale deskundigen, die haar mening geeft over ons pensioenstelsel. Nu keurt de slager zijn eigen vlees.’
Drs. Martin van Rooijen over pensioenen
Van Rooijen is fractievoorzitter Eerste Kamer en politiek leider van 50PLUS. Hij was staatssecretaris voor fiscale zaken in het kabinet Den Uyl.
‘Het ministerie van Financiën, De Nederlandsche Bank en het Centraal Planbureau beweren dat het huidige pensioenstelsel onhoudbaar is. Dat is geklets. Wat onhoudbaar is, is de rekenrente. Decennialang hadden we een vaste rekenrente van 4 procent. Dat werkte prima. Pensioenfondsen maakten grote winsten. Maar door de beurscrisis in het begin van deze eeuw, kelderde de dekkingsgraad van pensioenfondsen. Het leek erop dat fondsen moesten gaan korten op de pensioenen. De vaste rekenrente van 4 procent voor de verplichtingen is toen losgelaten en vervangen door de marktrente. Die was toen 5 procent. Daardoor schoot het dekkingspercentage omhoog en hoefden de pensioenen niet gekort te worden.
Waar niemand toen bij stilstond, is dat de marktrente ook naar 0 procent en -0,5 procent kan gaan, zoals nu. Dat is de oorzaak van de ellende. Door die lage marktrente stegen de verplichtingen op de balans van de pensioenfondsen enorm. Nu wordt er gerekend met het idee dat de marktrente de komende zestig jaar 0 procent blijft. Absurd. Voor de berekening van de premies – de inkomstenkant van de balans – wordt trouwens wel met een andere rente gerekend, namelijk met het verwachte rendement. Doordat de verplichtingen veel te hoog worden berekend, dekken de inkomsten uit premies daarvan slechts zo’n 60 procent. Krankzinnig, dat meten met twee maten.
Vijf jaar geleden al – toen ik nog in de Tweede Kamer zat – heb ik een initiatiefwetsontwerp ingediend om de rekenrente tijdelijk op 2 procent te zetten. Als dat was gebeurd, hadden pensioenopbouw en -uitkeringen de afgelopen jaren gewoon geïndexeerd kunnen worden.
Mijn oude idee van verhoging van de rekenrente tot 2 procent wordt volgend jaar opnieuw in de Tweede Kamer behandeld. Oud-Kamerlid Van Brenk van 50PLUS heeft daar een tijdje terug een initiatiefwetsvoorstel voor ingediend. Dat is na haar vertrek overgenomen door Bart van Kent van de SP. Als dat voorstel wordt aangenomen, kunnen ook de pensioenpremies flink naar beneden. Dat zou voor zowel werknemers als werkgevers geweldig zijn. Daarom snap ik ook niet dat de vakbonden en werkgevers akkoord zijn gegaan met dit pensioenakkoord. Ze zitten op de een of andere manier klem en glijden samen het pensioenravijn in.’
Drs. Rob de Brouwer over pensioenen
De Brouwer was directeur Economische Zaken bij de Provincie Noord-Brabant. Daarna vervulde hij diverse directiefuncties bij Hoogovens en was hij voorzitter van de Nederlandse Bond voor Pensioenbelangen (NBP).
‘De manier waarop we in Nederland bezig zijn met ons pensioenstelsel vind ik behoorlijk vruchteloos. Kort gezegd komt het erop neer dat de pensioenen al een jaar of twaalf niet zijn geïndexeerd door zeer discutabele regels die De Nederlandsche Bank hanteert. Vergeleken met 2008 is de koopkracht van het aanvullend pensioen zo’n 25 procent gedaald. Dit terwijl de pensioenfondsen zwemmen in het geld, maar dat door ondeugdelijke regels van De Nederlandsche Bank niet mogen uitgeven.
Een goed alternatief voor het huidige pensioenstelsel – en veel beter dan het pensioenakkoord dat er nu ligt – zou een model zijn dat gebaseerd is op de kasstroom. Bedrijven gaan immers niet failliet aan een slechte balans, maar doordat er minder geld binnenkomt dan eruit gaat. Het kasstroommodel geeft het beste inzicht in de gezondheid van een pensioenfonds en of het in staat is om jaarlijks de pensioenen te indexeren.
Samen met een aantal andere economen heb ik dat model uitgewerkt. Uitgaande van een aantal voorzichtige veronderstellingen, zoals een gemiddeld inflatiepercentage van 1,9 procent en een rendement van 3 procent, zorgt dat kasstroommodel ervoor dat we de pensioenen meteen kunnen gaan indexeren. Daarnaast zorgt het ervoor dat we alle pensioenen meteen met 25 procent kunnen verhogen, zodat de achterstand ten opzichte van 2008 volledig is gecompenseerd. De pensioenpremie voor werkenden kan vervolgens omlaag naar 15 procent; nu is die 35 tot 37 procent. Als we dit idee zouden omarmen, komt er verschrikkelijk veel geld vrij voor de economie. De overheid zou de komende vier jaar jaarlijks 12 miljard meer aan inkomsten hebben.’