3-3
„En je hebt boeren, die willen meters maken. Uitbreiden, ondernemer zijn. Grootschalig. Die stemmen allemaal op de VVD. Nog meer koeien, nog meer melk. Maar dat kan gewoon niet in Nederland, op dat kleine postzegeltje, met al die natuur waar het niet goed mee gaat. We kunnen hier niet hetzelfde als in Frankrijk en Duitsland. Dat is een harde boodschap. En dat boeren daar boos en emotioneel over worden, begrijp ik volledig. Maar het is geen reden om niets te doen.”
Foto Andreas Terlaak
Jolinks opvattingen over de boerenprotesten, die hij met enige regelmaat ventileert op Facebook en in regionale kranten, worden hem niet door iedereen in dank afgenomen. Op sociale media wordt hij uitgemaakt voor ‘nepboer’ en ‘verrader’. Jolink vindt die reacties „jammer”, zegt hij. „Maar ik vind het mijn plicht om me uit te spreken. Je moet tegendraads durven zijn. Toen ik kind was. zeiden ze al: ‘d’n jong van Jolink, da’s een aparte’.”
Eigenlijk is dat de rode draad in zijn leven, zegt hij: altijd dwars tegen de mode in. Ook over andere zaken heeft Jolink opvattingen die de communis opinio van behoudende plattelanders niet bepaald weerspiegelen. Vluchtelingen? „Moeten we gewoon opvangen, we zijn een rijk land.” Drugs? „Legaliseren, want ze schieten elkaar voor de flikker.” Tijdens de pandemie stond hij op een affiche van de rijksvaccinatiecampagne („ik stroop mijn mouw op”) en haalde hij uit naar ongevaccineerden en tegenstanders van de coronamaatregelen („achterlijke asociale wappies”).
Uw critici zeggen: Jolink heeft jarenlang geld verdiend met liedjes over het boerenbestaan, en nu laat hij ons in de steek.
„Daar word ik echt pissig van. Je hebt alles aan de fans te danken, zeggen ze dan. Wát? Nog nooit heb ik iemand gedwongen een plaat of een concertkaartje te kopen. Ik heb niets te danken aan de fans, alleen aan mezelf en aan m’n vrienden die me muziek helpen maken. Ik heb sowieso een hekel aan het woord ‘fans’. Een fan is iemand die kritiekloos adoreert. Wij van Normaal hebben ‘anhangers’.”
U heeft ook bezoek gekregen van Farmers Defence Force, net als D66’er Rob Jetten, minister Van der Wal en bestuurders van boerenbelangenorganisaties. Vier boeren stonden onaangekondigd op uw erf, met tractoren.
„Ja, dat klopt. Ze kwamen een rollade brengen en wilden in gesprek. Zelf was ik niet thuis, maar mijn gezin wel. Die vonden dat heel vervelend en intimiderend. We wonen hier aan een zandpad waar anders nooit iemand komt. Mijn oudste kleindochter zei: opa, hou eens op met die berichten op Facebook. Nee, was mijn antwoord, ik geef mijn mening.”
„Angst ken ik niet. Dat heb ik van mijn vader, die tijdens de oorlog in het verzet zat. Zijn mantra was: je moet nooit bang zijn. Daarom hou ik ook zo van de motorcross, een enorm risicovolle sport. Ik heb weet ik niet hoe vaak iets gebroken, maar nooit één milliseconde gedacht: moet ik niet iets anders gaan doen?”
Al die reacties op Facebook zie ik trouwens niet. Ik laat mijn berichten door iemand anders erop zetten, liefst van een briefje
„Al die reacties op Facebook zie ik trouwens niet. Ik laat mijn berichten door iemand anders erop zetten, liefst van een papieren briefje. En er zijn maar heel weinig mensen die mijn telefoonnummer of e-mailadres hebben.”
Het Gelderse Lochem, de plek van het jaarlijkse reünieconcert, is waar het allemaal begon voor Normaal. Op Hemelvaartsdag 1975 speelde de band hier voor het eerst liedjes in Achterhoeks dialect. Jolink weet nog steeds de eerste woorden die hij zong: „Ik zat laatst te driet’n op de plee.” De respons was overweldigend. Zingen in de eigen streektaal, dat was in Nederland nog nooit eerder vertoond.
Er lag geen masterplan aan ten grondslag, zegt Jolink: hij hield gewoon van het Achterhoekse leven. „Die liedjes kwamen puur uit het hart”. Als student aan de kunstacademie in Enschede, midden jaren zestig, liep hij op klompen en praatte hij in dialect. Eén jaar wonen in het Amsterdam van eind jaren zestig bezorgde hem vervolgens een levenslange aversie tegen randstedelijke arrogantie jegens ‘de provincie’. Een sentiment dat nu op het platteland meer dan ooit leeft, afgaande op het electorale succes van BBB.
Hij ziet zichzelf nog zitten aan tafel bij die Amsterdamse toneelgroep waarvoor hij decors en affiches zou ontwerpen. „Ik zag er heel hip uit, met lang haar. Vol verwachting keken ze me aan, ik was de jonge aanstormende kunstenaar. Totdat ik een paar woorden sprak en er een Achterhoeks accent uit kwam. Toen zag ik al die gezichten betrekken. O, zag je ze denken, het is een boer. Dat kan nooit iets goeds zijn.”
De grote stad, zegt Jolink, dat is voor hem ‘dat Amsterdamse’. „Bijdehand zijn, met een veel te grote klep. Heel makkelijk iets beloven en het dan niet doen. Stedelingen zijn onmiskenbaar veel mondiger dan provincialen en veel meer bezig met de laatste trends. Dat verschil zie je al tussen Hummelo en Doetinchem. Ik beschouw Doetinchem als de grote stad.”
De ‘kloof’ tussen stad en platteland lijkt op dit moment groter dan ooit.
„Dat is nooit mijn bedoeling geweest. Stad en platteland zouden ook prima naast elkaar kunnen bestaan. We hebben hier in de Achterhoek mensen wonen uit de Randstad die zich perfect aanpassen. Die komen zich voorstellen bij de buurman en vragen: wat zijn hier de gewoontes? Nou, dan krijgen ze dat haarfijn uitgelegd. Je moet ze één keer helemaal volgieten met drank en dan is het goed.”
Wat zijn de gewoontes hier?
„Noabuurschap. Bij geboorte, dood en huwelijk kom je bij elkaar. En bij Abraham en Sara, als je vijftig wordt. We lopen niet de deur plat bij elkaar, maar als er problemen zijn steken we een handje uit. En er zijn ook mensen die niet meedoen. Prima. Hoeft niet tot controverses te leiden.”
Gaan we nog uit die polarisatie komen?
„Ik ken persoonlijk ook boeren bij wie het besef begint in te dalen: het kan zo niet langer. Maar die hoor je niet, ze worden overstemd door de schreeuwlelijken van Farmers Defence Force. Er zijn boeren die wél willen praten. Dus mijn boodschap is: haal die hakken nou uit het zand.”
Bent u optimistisch over een oplossing voor de stikstofcrisis?
„Dat moet wel. Kom op zeg, er zijn toch wel een paar mensen met een beetje verstand? We leven in een overbevolkt landje – en dan heb ik het niet over die paar honderdduizend vluchtelingen.”
„Begin jaren vijftig emigreerden een heleboel familieleden van mij, naar Denemarken en Canada en de VS. Want tien miljoen mensen in zo’n klein landje, zeiden ze, dat kon toch niet? Nu zijn we met 18 miljoen. Die poepen en pissen en scheten allemaal. Daar moeten we niet ook nog eens zoveel dieren bij hebben. Dus grootschalige landbouw: prima, maar niet in Nederland. Ik zou niet weten hoe het anders moet. Dus er moet een akkoord komen.”