Een verkoper begint bij een bedrijf, en op het einde van zijn eerste werkdag vraagt de baas hoe het gegaan is. ‘Eén klant slechts, maar ik heb wel voor 300.000 euro verkocht.’ De baas vraagt hoe hij dat heeft geflikt, waarop de verkoper begint te vertellen. ‘Die klant kwam binnen en ik zei: ‘Neemt u die vislijn? Dan moet u daar wel die bak bij nemen, want die is van hetzelfde merk. En u moet maden hebben die nog moeten uitkomen en maden die al klaar zijn, zodat u direct kunt beginnen te vissen. En eigenlijk zou het goed zijn als u dat kostuum erbij neemt, en ook zo’n paraplu. En misschien nog iets om uw brooddoos in te steken, en uw thermos. Maar als ik u zo zie, dan zou ik meteen de grotere vislijn nemen, voor op zee. Wat u dan wel nodig hebt, is een boot, anders kunt u niet vissen. Ik zou de boot nemen met twee motoren, dan kunt u direct de tonijn binnenhalen. Nu, u hebt daar wel een oplegger voor nodig. En ik zie dat u met een Nissan rijdt: u zou beter de Mercedes-jeep kopen, die kan de boot zeker trekken.’
De baas is zwaar onder de indruk van zijn nieuwe verkoper, en vraagt hoe hij dat allemaal voor elkaar gekregen heeft: die man kwam toch enkel voor een vislijn? ‘Neenee,’ zegt de verkoper, ‘Hij kwam niet voor een vislijn: hij kwam voor een doos maandverband. Waarop ik zei: ‘Uw weekend is toch al naar de kloten, jong. Ga vissen!’