Achterdeurtje Mededingingswet geeft lobbyisten de ruimte
Mededingingsjurist Edith Loozen en hoogleraar economie Maarten Pieter Schinkel zijn verbonden aan de UvA
Het vernietigende oordeel van de rechter over de PostNL-Sandd-fusie van staatssecretaris van Economische Zaken Mona Keijzer laat zien dat de Mededingingswet een ondemocratisch politiek achterdeurtje heeft voor lobbyisten. Dat moet worden dichtgemetseld.
Illustratie: Hein de Kort voor Het Financieele Dagblad
In een epische uitspraak vernietigde de rechtbank Rotterdam vorige week de vergunning die Mona Keijzer verleende aan PostNL om Sandd in te lijven. Dit nadat de Autoriteit Consument & Markt (ACM) die eerder had geweigerd. De bezwaren van de ACM tegen de fusie waren groot en goed onderbouwd. De fusie zou tot een de facto postmonopolie leiden. Maar Artikel 47 Mededingingswet (Mw) biedt de minister van Economische Zaken de mogelijkheid de ACM te overrulen indien ‘naar zijn oordeel gewichtige redenen van algemeen belang’ zwaarder wegen dan de gevolgen voor de mededinging.
Het is de eerste keer dat Artikel 47 met succes is ingeroepen. Keijzer zag politiek gewin: marktwerking is uit de gratie en PostNL gunde ze wat. Ze vatte de wetstekst ‘naar zijn oordeel’ al te letterlijk op. Daags na de publicatie van het ACM-verbodsbesluit gaf ze alsnog toestemming, met maar flinterdun geformuleerde redenen van algemeen belang. De fusie zou de continuïteit van de universele postdienstverlening (UPD) beschermen, evenals postbezorgers, brievenstuurders én de financiële belangen van de Staat, redenen die de ACM nota bene al had ontkracht.
Keijzer schiep aldus een privaat postmonopolie. Dit leidde prompt tot wat er staat geschreven: hogere prijzen, verslechterde dienstverlening, ontslagen en verminderde arbeidsvoorwaarden. Daarbij ondermijnde ze de ACM. Maar de fusie was beklonken, Sandd loste op in het grote PostNL en niemand leek er meer naar om te kijken.
Gebrekkige motivering
Totdat enkele kleine belanghebbenden de vergunning aanvochten: het bedrijf Kiesjefolders uit Haarlem, samen met twee provinciale postvervoerders. David tegen Goliath – en zo liep het ook af. Met de slinger van een procedurefout is het besluit neergehaald. De rechtbank oordeelt dat Keijzer de hoorplicht heeft verzaakt, door belanghebbenden nauwelijks in staat te stellen om te reageren op de luttele voorwaarden die nog even snel aan de vergunning waren verbonden.
Daarna is het besluit met eigen zwaard onthoofd: het voldoet niet aan de inhoudelijke vereisten van Artikel 47 Mw. De rechtbank constateert dat de afweging tussen het mededingingsbelang en andere gewichtige redenen van algemeen belang ‘gebrekkig’ is omdat een ‘deugdelijke en draagkrachtige motivering’ ontbreekt.
‘Met een pennenstreek schiep staatssecretaris Keijzer een privaat postmonopolie’
Zo heeft de staatssecretaris nagelaten de gevolgen van de fusie op de markten voor pakketten en ongeadresseerd drukwerk mee te wegen. Het louter opsommen van allerlei studies is onvoldoende om aannames en stellingen, zoals dat de brievenpostmarkt en Sandd spoedig zouden verdwijnen, te motiveren. ‘Het is niet de taak van de rechtbank om zelf in die … rapporten op zoek te gaan naar een onderbouwing.’ En als de staatssecretaris toch denkt dat de fusie nodig is om de continuïteit van de postdienstverlening te waarborgen, dan verwacht de rechtbank een verklaring waarom zij ‘zonder meer het standpunt van PostNL volgt’ en niet het ‘uitvoerig onderbouwde en door externe consultants getoetste en juist bevonden standpunt van ACM’. Fijntjes wordt opgemerkt dat de fusie een ‘schoksgewijze afbouw van de werkgelegenheid’ heeft bevorderd, in plaats van voorkomen. Ook alternatieven voor de fusie zijn onvoldoende onderzocht.
Kortom, de regels voor behoorlijk bestuur gelden ook bij de toepassing van Artikel 47 Mw.
Hoe nu verder? Defuseren lijkt aangewezen maar spreekt niet vanzelf. PostNL stelt: ‘De integratie is afgerond. Het netwerk van Sandd bestaat niet meer, de infrastructuur is ontmanteld.’ De staatssecretaris heeft aangegeven in hoger beroep te gaan, waardoor de vernietigende werking van de uitspraak wordt opgeschort en het risico toeneemt dat de fusie niet daadwerkelijk kan worden teruggedraaid. Mocht ze dat verliezen, dan is alsnog beter motiveren een probleem: terwijl de vergunning op een langere tijdshorizon leunt dan de drie tot vijf jaar waarop de ACM zich baseert, vindt ook de rechtbank dat redelijke inschattingen van marktontwikkelingen in tijd beperkt zijn. Misschien kan de concurrentie nieuw leven worden ingeblazen, bijvoorbeeld door een nieuwe toetreder te scheppen. Maar met een onwillig ministerie is het kwaad markten ontwerpen.
Democratisch probleem
Deze onverkwikkelijke gang van zaken laat zien dat het maar beter is om Artikel 47 uit de Mededingingswet te schrappen. De heroverweging van een ACM-verbodsbesluit in een breder maatschappelijk belangenkader behelst een nieuwe politieke afweging over de wijze waarop we een sector willen organiseren: in dit geval van een markt mét, naar eentje zónder mededinging. Keijzer ontmantelde eigenhandig een essentieel onderdeel van de Postwet en de Europese Postrichtlijn, die uitgaan van concurrentie op de landelijke postbezorgingsmarkt.
Maar in een democratische rechtsstaat zijn dergelijke fundamentele keuzes aan de wetgever voorbehouden. Juist de met institutionele waarborgen omklede wetgevingsprocedure moet veiligstellen dat niet de toevallige deelbelangen van private partijen als PostNL het politieke besluitvormingsproces beheersen, maar het algemeen belang. De bestuursrechter, hoe kritisch ook, kan dit democratisch gebrek niet repareren. Artikel 47 moet daarom uit de wet. Het verleent de staatssecretaris een politiek achterdeurtje, ondermijnt de toezichthouder, en biedt bedrijven als PostNL oneigenlijke invloed en uiteindelijk marktmacht, met alle maatschappelijke schade van dien.
Edith Loozen is als mededingingsjurist verbonden aan de UvA. Maarten Pieter Schinkel is hoogleraar economie aan de UvA
Bron fd