Ebolavaccin levert groot verlies op
Johnson & Johnson en Janssen verwierven een positie in de vaccinbusiness door de overname van het Nederlandse biotechedrijf Crucell in 2011. De Amerikanen moesten al snel een flink verlies nemen op hun aankoop van €2 mrd, maar zijn sindsdien blijven investeren in de verbetering van de Crucell-technologie. Dat resulteerde in de ontwikkeling van twee nog experimentele vaccins, één tegen ebola en één tegen hiv. Op die kennis bouwt het bedrijf nu voort.
Tot nu toe zijn vaccins voor Janssen een zwaar verliesgevende business. Schuitemaker vertelt dat de ontwikkeling en productie van het ebolavaccin circa €700 mln heeft gekost, waarvan Janssen grofweg de helft zelf heeft betaald. Inkomsten staan daar nog niet tegenover. Janssen heeft twee miljoen doses van zijn experimentele vaccin die in Leiden zijn geproduceerd, gratis weggegeven om de huidige ebola-uitbraak in Congo te bestrijden.
Met het ebolavaccin valt geen geld te verdienen, omdat de behoefte aan een vaccin beperkt is gebleven. Na de grootschalige uitbraak van ebola in 2014 in West-Afrika, bleek dat verspreiding van het virus meestal goed is in te dammen met behulp van strikte hygiëne.
Afwachtende houding
Ondanks de grote ambities spelen Janssen en Johnson & Johnson commercieel gezien nog geen rol van betekenis in vaccins. Het primaat is aan vier andere grote farmabedrijven, te weten: GlaxoSmithKline (GSK), Merck & Co (ook bekend als MSD), Sanofi en Pfizer. Samen verkochten zij vorig jaar voor circa $30 mrd aan vaccins.
Na de uitbraak van het coronavirus in de Chinese stad Wuhan namen deze vier grote vaccinproducenten een afwachtende houding aan. Tot verontwaardiging van sommige critici van de farmaceutische industrie, onder wie de Nederlandse juriste Ellen 't Hoen. Zij schreef in het Amerikaanse onlinemagazine Barron's een stuk over de ontwikkeling van een coronavaccin, onder de veelzeggende kop: 'Alweer een probleem dat Big Farma niet zal oplossen.'
Commercieel risico beperken
Toch maakte het Britse GSK begin februari bekend dat de onderneming zich ging inspannen om een vaccin tegen Covid-19 te ontwikkelen. Dat doet het bedrijf in samenwerking met het Cepi, een internationale organisatie uit Oslo die al $750 mln heeft opgehaald om de ontwikkeling van vaccins te stimuleren.
Cepi is in 2017 opgericht uit angst dat de opwarming van de aarde en de globalisering vaker zal leiden tot een uitbraak van gevaarlijke epidemieën. De organisatie hoopt met zijn fondsen het commerciële risico voor de farmabedrijven te beperken. Daar hebben critici als 't Hoen geen principiële bezwaren tegen, mits de farmabedrijven straks niet de hoofdprijs gaan vragen voor de medicijnen die ze met overheidssteun hebben ontwikkeld en geproduceerd.
Wedloop komt op gang
Nu de corona-uitbraak verder om zich heen grijpt, hebben ook andere grote farmabedrijven hun schroom overwonnen. Half februari kondigde Sanofi aan in actie te komen en deze week volgde Pfizer met een vergelijkbare verklaring. Sanofi heeft naar eigen zeggen een sterke uitgangspositie, omdat de onderneming al eens een vaccin ontwikkelde tegen het sars-virus. Het Franse bedrijf kan bij zijn huidige inspanningen terugvallen op steun van de Amerikaanse overheidsinstantie Barda, die ook het Janssen-onderzoek deels financiert.
Hoewel de wedloop inmiddels op gang is gekomen, zal de introductie van een vaccin zeker nog een jaar op zich laten wachten. Na het onderzoek naar de bijwerkingen zijn immers nog studies naar de effectiviteit van de geboden bescherming noodzakelijk. Daarnaast moeten bedrijven nagaan welke dosering het meest effectief is en moeten ze bepalen of mogelijk meer dan één inenting wenselijk is, al dan niet in combinatie met een tweede middel.