Deel 3 NL:
READ | Steinhoff schiet omhoog door evt. overeenkomst R192 miljard in vorderingen
Wettelijke aanspraak op overtreding van enige bepaling van de wet
In beide gevallen hebben de verzoekende aandeelhouders getracht de bestuurders aansprakelijk te stellen voor hun verlies op grond van artikel 218, lid 2, van de wet. Artikel 218, lid 2, bepaalt dat elke persoon die een bepaling van de wet overtreedt, aansprakelijk is ten aanzien van elke andere persoon voor enig verlies of schade die door die persoon als gevolg van die overtreding wordt geleden.
Het toepassingsgebied van artikel 218, lid 2, van de wet is besproken sinds de wet werd uitgevaardigd. De taal van artikel 218, lid 2, heeft ertoe geleid dat bepaalde rechtbanken de bepaling letterlijk en ruim hebben geïnterpreteerd, zodat alle personen die in strijd met de wet handelen, een algemene aansprakelijkheid hebben ten gunste van allen die als gevolg daarvan schade lijden. In beide gevallen vonden de rechtbanken echter dat artikel 218, lid 2, strikt moet worden geïnterpreteerd.
De rechtbanken zijn van oordeel dat artikel 218, lid 2, geen echte inhoud heeft als een op zichzelf staande bepaling en op zichzelf geen aanleiding geeft tot het instellen van een vordering. Om artikel 218, lid 2, in werking te stellen, moet een persoon aantonen dat een materiële bepaling van de wet is geschonden. Of een aandeelhouder onder meer een vordering op grond van artikel 218, lid 2, heeft, hangt af van de precieze bewoordingen van de overtreden bepaling.
De meeste, zo niet alle, bepalingen van de wet bepalen dat de bestuurders hun taken en verplichtingen aan de desbetreffende onderneming verschuldigd zijn, en niet aan individuele aandeelhouders. Bovendien wordt in artikel 77 van de wet, dat de aansprakelijkheid van een bestuurder bij schending van zijn of haar fiduciaire verplichtingen regelt, expliciet ingegaan op de door de onderneming geleden schade. In feite zou een aandeelhouder zeer zelden wettelijke gronden hebben voor een vordering op grond van de wet.
Als gevolg daarvan heeft de rechter in beide gevallen geoordeeld dat de wettelijke aanspraak van de verzoekende aandeelhouders op grond van artikel 218, lid 2, niet kon worden gehandhaafd, omdat de specifieke overtredingen van de wet waarop zij zich beriepen de aandeelhouders geen vorderingsrecht tegen de bestuurders toekenden. De vennootschappen zouden de juiste eisers zijn. De rechtbanken verklaarden dat elke andere conclusie een drastische afwijking van de kernbeginselen van het vennootschapsrecht zou zijn.
Wettelijke vordering op grond van artikel 20, lid 6
In de zaak Steinhoff stelde verzoekster ook dat de directeuren van de Steinhoff-ondernemingen met grove nalatigheid hebben gehandeld, waardoor de Steinhoff-ondernemingen zich in strijd met de wet hebben gedragen, en dat de Steinhoff-ondernemingen en hun directeuren daarom, in de zin van artikel 20, lid 6, tegenover de aandeelhouders aansprakelijk zijn voor eventuele schade die de aandeelhouders hebben geleden.
Artikel 20, lid 6, geeft elke aandeelhouder van een bedrijf het recht om actie te ondernemen tegen elke persoon die ervoor zorgt dat het bedrijf iets doet wat niet in overeenstemming is met de Companies Act of ultra vires de bevoegdheden van het bedrijf. In tegenstelling tot artikel 218, lid 2, wordt in artikel 20, lid 6, gespecificeerd:
de verschillende soorten fouten die de gedaagde moet worden bewezen om aansprakelijk te kunnen worden gesteld; en
de klasse van gedaagden die aansprakelijk wordt gesteld, namelijk elke persoon die opzettelijk, frauduleus of door grove nalatigheid de onderneming iets aandoet wat niet in overeenstemming is met de wet of de bevoegdheden van de onderneming overschrijdt.
De rechtbank oordeelde dat artikel 20, lid 6, de aansprakelijkheid oplegt aan personen die schade toebrengen aan de vennootschap (zoals personen die belast zijn met het beheer van het bedrijf van de vennootschap, in het bijzonder de bestuurders) en niet aan de vennootschap die handelt als gevolg van wat personen doen. Bijgevolg kon de verzoekende aandeelhouder geen aanspraak maken op de Steinhoff-vennootschappen op grond van deze bepaling van de wet.
Bovendien heeft de rechtbank bepaald dat artikel 20, lid 6, de aandeelhouders het recht verleent om schadevergoeding te eisen voor de door de vennootschap geleden verliezen en niet voor de aandeelhouders zelf. De verzoekende aandeelhouder kon derhalve geen schadevergoeding eisen voor de verliezen die hij heeft geleden als gevolg van de schending van de wet door de directeuren van Steinhoff.
Passend rechtsmiddel van de aandeelhouders - de statutaire afgeleide actie
Hoewel beide vonnissen de vorderingen van de aandeelhouders op grond van het gemene recht en artikel 218, lid 2, van de wet verwierpen, betekent dit niet dat de aandeelhouders zonder verhaal zitten als de bestuurders verkeerd handelen. Indien een vennootschap de bestuurders niet aansprakelijk stelt voor enige plichtsverzuim jegens de vennootschap die schade heeft veroorzaakt, voorziet de wet in de mogelijkheid voor aandeelhouders om van de vennootschap te eisen dat zij een rechtszaak tegen de bestuurders aanspant.
Artikel 165 voorziet in een rechtsmiddel dat aandeelhouders (onder meer) in staat stelt om namens een vennootschap rechten af te dwingen in omstandigheden waarin de overtreders, die de zeggenschap over de vennootschap hebben, de rechten van de vennootschap niet tegen zichzelf zullen afdwingen. Om een beroep te doen op het rechtsmiddel in artikel 165 moet worden voldaan aan specifieke wettelijke vereisten.
In ieder geval bieden noch artikel 218, lid 2, noch artikel 20, lid 6, noch artikel 165 de aandeelhouders een rechtsmiddel voor het verlies dat zij persoonlijk als aandeelhouder hebben geleden. Het verlies dat door deze bepalingen wordt gecompenseerd, is dat van de vennootschap.
Deze waarschuwing richt zich op de bevindingen van de rechter met betrekking tot de vorderingen van de aandeelhouders tegen de vennootschap.