Tamme ‘binnenkonijnen’ kunnen zich het hele jaar voortplanten, zegt voortplantingsbioloog Bart Gadella van de Universiteit Utrecht. „De vrouwtjes zijn maar 31 dagen drachtig, dus ze kunnen met gemak vijf of zes keer per jaar bevrucht worden.” Wat ook meespeelt is de hoge paringsbereidheid, zegt hij. „Vooral bij binnenkonijnen zie je dat ze het erg vaak met elkaar doen. Dat heeft ermee te maken dat tijdens de dekking de eisprong wordt gestimuleerd. Zowel voor de fysieke daad als door een stof in het zaadvocht komt die eisprong op gang.”
Wiskundig vraagstuk
De Italiaanse wiskundige Leonardo van Pisa, beter bekend als Fibonacci (1170-1250), nam konijnen zelfs als voorbeeld voor een beroemd wiskundig vraagstuk. In 1202 stelde hij in zijn Liber abaci de vraag: „Als een konijnenpaar elke maand een jong konijnenpaar voortbrengt, dat na twee maanden zelf ook weer een nieuw konijnenpaar voortbrengt, hoeveel konijnenparen heb je dan na verloop van tijd, ervan uitgaand dat ze allemaal in leven blijven?”
Het antwoord is de beroemde fibonaccireeks, waarin elke term de som is van de twee voorafgaande termen. Ofwel: 1, 1, 2, 3, 5, 8, 13, 21, 34, 55, 89, 144… Fibonacci droeg met zijn vraagstuk vermoedelijk bij aan het wellustige imago van de soort, maar biologisch gezien gaat de regel niet op. Er gaan immers altijd konijnen dood in de natuur, en niet elk konijnenpaar brengt elke maand twee nieuwe jongen voort.
Sterker: het dominante mannetje binnen een groep krijgt veel meer nakomelingen dan andere mannetjes. Konijnen leven in groepen van zo’n 2-3 mannetjes en 3-4 vrouwtjes, schrijft Drees. „Het dominante vrouwtje heeft het meest succes bij de voortplanting en is agressief jegens andere vrouwtjes. Lager geplaatste moeren beginnen later in het seizoen met hun eerste worpen.”