Het gaat goed op de markt voor elektronica en auto’s. En dus met de chipmakers en de chipmachinemakers. En dus gaat het goed met toeleverancier Besi – voluit BE Semiconductors, uit Duiven.
Het bedrijf promoveerde eind maart van de Midkap naar de AEX-index. Daar eindigde het op de eerste dag direct bovenaan de lijst van best presterende fondsen.
Begin april bracht de onderneming naar buiten dat ze voor 327 miljoen aan orders had binnengehaald in het eerste kwartaal; een ruime verdubbeling ten opzichte van het laatste kwartaal van 2020. Dat was grotendeels te danken aan de Taiwanese chipmaker TSMC, die vanwege het wereldwijde tekort aan chips de productie opschroefde. Toeleverancier Besi profiteerde mee, en de beleggers ook: op 9 april bereikte de koers een record van ruim 78 euro per aandeel.
Maar toen kwamen de kwartaalcijfers, op 30 april. Daarna dook de koers naar beneden. Afgelopen week was het aandeel zo’n 60 euro waard. Wat is er gebeurd?
„In het licht van de positieve orderberichten die Besi begin april verstuurde, vielen de kwartaalcijfers wat tegen”, zegt analist Edwin de Jong van Edison Group. Besi verwachtte 30 tot 40 procent omzetgroei en 58 tot 60 procent brutomarge. De resultaten zaten uiteindelijk aan de onderkant van de verwachting: 30,5 procent meer omzet en een brutomarge van 58,2 procent.
„De reden was puur logistiek”, zegt De Jong. „Containers met machines waren later geleverd, waardoor een deel van de omzet nu verschuift naar het tweede kwartaal. Als ze dat helder hadden uitgelegd in het persbericht, was er niet zo veel aan de hand geweest.” Wat De Jong betreft, is het wantrouwen van beleggers dat zich uitte in een koersval dan ook niet terecht.
Maar de aandelenkoers van Besi is nu eenmaal volatieler dan die van bijvoorbeeld ASML. Dat heeft te maken met welke machines de bedrijven maken. Op de markt van chipmachinemakers en hun toeleveranciers is er een verschil tussen ‘frontend’ en ‘backend’. Frontend staat dan voor de fabricage van wafers – schijven halfgeleidend materiaal waarop die chips zijn geprint. Dat gebeurt met de machines van bijvoorbeeld ASML.
De talrijke chips op zo’n wafer worden vervolgens ‘losgezaagd’, waarna ze worden afgewerkt en samengevoegd tot de producten waarop eindafnemers zitten te wachten. Dat is het backendproces, waarvoor onder meer Besi machines maakt. Besi is daardoor afhankelijk van de vraag naar chips én de capaciteit van de waferfabrikanten. „De frontendmarkt is al redelijk cyclisch, maar de backend daardoor nog meer”, zegt De Jong.
Voor beleggen in Besi moet je lef hebben, zegt ook analist Jos Versteeg van InsingerGilissen. Op korte termijn is de helft van je geld zo verdwenen, want als het misgaat, gaat het „hard mis”. Maar voor de lange termijn is het bedrijf goed gepositioneerd, vindt Versteeg. „Frontend, daar gebeurde het altijd. En backend was slechts, een beetje oneerbiedig, afbouwen. Maar dat begint steeds hoogwaardiger te worden.”
Volgens de Wet van Moore zou elke twee jaar het aantal schakelingen op een chip verdubbelen. Tot nu toe lukt dat, maar chipmakers bereiken langzamerhand de grenzen van de natuurwetten. Versteeg wijst erop dat Besi nieuwe technieken ontwikkelt om verschillende chips nog compacter met elkaar te verbinden, hybrid bonding. Volgens hem wordt dat de komende jaren steeds belangrijker, onder meer voor smartphones met 5G en geavanceerde camera’s.
Daarom luidt Versteegs conclusie: om aan de Wet van Moore te kunnen blijven voldoen, hebben de grote chipmakers der aarde Besi in toenemende mate nodig.
Jolanda van de Beld