‘Er hangt voor Nederland een hogere belasting op vermogen in de lucht’
Geschreven door: Klaas Broekhuizen
VERMOGENSVERDELING
Utrecht
Met de inkomensongelijkheid valt het in Nederland erg mee, maar de PvdAleiders Jeroen Dijsselbloem en Diederik Samsom hebben sinds kort hun oog laten vallen op de zeer ongelijke wijze waarop vermogens zijn verdeeld.
Bas van Bavel, hoogleraar aan de Universiteit Utrecht, werkt aan een publicatie voor de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) over ongelijkheid.
Zijn invalshoek is vermogen, anderen schrijven over inkomen en de sociale en economische gevolgen van ongelijkheid.
De bundel, met beleidsadviezen van de WRR voor de regering, verschijnt in de eerste week van juni. Van Bavel wil niet vooruitlopen op die adviezen, maar dat het onderwerp op de politieke agenda komt, lijkt hem duidelijk.
V Stellen critici terecht dat de statistieken over vermogen nog rammelen?
‘Die zijn de laatste jaren in Nederland veel robuuster geworden, ook bij het Centraal Bureau voor de Statistiek. Zelfs het onderzoek dat Quote doet naar de rijkste 500 Nederlanders helpt om de top in beeld te brengen. Het is sinds kort door internationale vergelijking ook duidelijk dat vrij geringe inkomensongelijkheid niet betekent dat ook de vermogensongelijkheid gering is. Voor Nederland, Duitsland, Zweden en Noorwegen is zelfs het tegendeel waar.’
V Dus het is onomstreden dat Nederland een grote vermogensongelijkheid heeft?
‘Zeker. De top 1% van de huishoudens, dat zijn 70.000 van de zeven miljoen huishoudens, bezit 25% van al het vermogen, dat is exclusief pensioenvermogen in totaal zo’n € 1200 mrd. Ongeveer de helft van de huishoudens heeft nauwelijks of een negatief vermogen. De inkomensongelijkheid is volgens de hiervoor gebruikte Gini-coëfficiënt kleiner dan 0,3, waarmee Nederland lager zit dan het Oeso-gemiddelde, maar de vermogensongelijkheid is zeker 0,8 en waarschijnlijk 0,85 op een maximum van 1. Internationaal gezien zit Nederland hiermee aan de top.’
V Hoe komt dat?
‘Verschillende oorzaken. Decennia van stijgende huizenprijzen en aandelenkoersen hebben degenen met vermogen veel rijker gemaakt. Verder: door de na de oorlog opgebouwde sociale zekerheid hoefden mensen niet meer te sparen voor tegenvallers. Ook staat door de crisis bij veel middeninkomens het huis onder water. Lage inkomens zijn steeds meer consumptief krediet gaan opnemen en voor het eerst heeft een grote crisis de vermogenden niet getroffen. Die hebben bijvoorbeeld geïnvesteerd in opkomende markten, hedgefondsen of financiële producten. De overige Nederlanders hebben hun vermogen juist sterk zien slinken. Daardoor zijn de verschillen toegenomen.
Binnen de groep van ongeveer 100.000 miljonairs zijn de verschillen overigens ook heel groot. De absolute top is het best uit de crisis gekomen.’
V Velen hebben pensioenvermogen?
‘Dat is uitgesteld inkomen, geen vermogen dat je op een willekeurig moment kunt aanspreken om je dochter in de VS te laten studeren. Een Belg verkoopt daarvoor zijn tweede huis en neemt zo een deel van zijn pensioen op; een Nederlander kan niet bij zijn pensioen.’
V Helpt het dat steeds vaker een vermogenstoets wordt gedaan?
‘Die blijkt maar op 0,1% van het bbp betrekking te hebben, en als het Regeerakkoord wordt uitgevoerd is dat 0,15%. Dat effect is nihil.’
V Wat dan wel te doen?
‘De belasting op vermogen is in 2001 in de praktijk veel lager geworden. In 2010 is de belasting op erfenissen verlaagd.
Dat zijn ook oorzaken voor de toenemende ongelijkheid. De grote uitruil die nu in de lucht hangt, is een hogere belasting op vermogen en lagere belastingen op werk en consumptie. Nu de cijfers steeds robuuster worden en tonen dat er een scherpe vermogensongelijkheid is, zijn er in ieder geval ook inhoudelijke argumenten om ernaar te kijken. De belasting op arbeid kan omlaag en de ongelijke vermogensverdeling wordt opgelost.
Twee vliegen in één klap.’