Wat is er met Spanje aan de hand?
Door: redactie - 28/04/12, 14u39
De vraag is wat we gaan doen met al die mensen die geen werk hebben omdat de economie ze niet nodig heeft. Santiago Niño-Becerra is hoogleraar economische structuur aan de URL in Barcelona en auteur van De crash van 2010. Onlangs verscheen zijn nieuwe boek Mas allá del crash ('Voorbij de crash'). Vertaling: Lex Rietman.
Op tweede paasdag, een feestdag in een groot deel van Spanje, stuurt de regering van Mariano Rajoy een kort persbericht uit. Daarin kondigt het kabinet 10 miljard euro extra besparingen aan op de gezondheidszorg en het onderwijs. Het bericht komt minder dan een week na de presentatie van 'de spaarzaamste begroting uit de democratische periode', die het begrotingstekort al met 27,3 miljard euro terugdringt.
Ik denk dat dit een nieuwe stap is in de portugalisering van Spanje. Eigenlijk begon die al in mei 2010, alleen is ze nu in een stroomversnelling geraakt. We hebben haast om te tonen dat we onze beloften ernstig nemen.
Spanje heeft zijn schuldcapaciteit uitgeput en moet 4 biljoen (4.000 miljard) dollar terugbetalen. Daarmee heeft het land de grens bereikt van waar het met zijn productiemodel kon komen. Spanje kan niet verder vooruit. Groei van betekenis is uitgesloten omdat de fysieke mogelijkheden daarvoor ontbreken. Tegelijk is de uitstaande schuld gigantisch.
De Spaanse economie is gegroeid op basis van consumentenkredieten. De leningen stonden niet in verhouding tot de inkomens van de consumenten maar stelden hen wel in staat om van alles te kopen, op een niveau dat niets te maken had met de productiviteit van het land. Die kredieten werden hoofdzakelijk verstrekt door het buitenland, de binnenlandse spaargelden waren immers niet toereikend. Waarom waren buitenlandse kredietverstrekkers bereid dat geld uit te lenen? Om lucratieve zaken te kunnen doen namen de markten voor het gemak graag aan dat het risico van alle eurolanden praktisch identiek was.
Dankzij deze constructie ging het goed met Spanje. Dat wil zeggen: het bruto binnenlands product (bbp) groeide, hoewel de productiviteit daalde naarmate Spanje sneller groeide. De voortgebrachte rijkdom per eenheid gebruikte productiefactor daalde naarmate de groei toenam. Dat komt doordat Spanje een volume-economie is, geen kwaliteitseconomie. Toen de brandstof die de groei aanwakkerde opraakte, kwam de machine tot stilstand. In die toestand bevinden we ons nog steeds.
Spanje moet in 2012 alleen al aan rente op de overheidsschuld bijna 30 miljard euro betalen, in een situatie waarin de groei in het gunstigste geval -1,5 procent is. Als het tegenzit, wordt het -4 procent, volgens Standard & Poor's. Die situatie wekt alom in de wereld wantrouwen op. Spanje heeft een enorme schuldenberg, is met zijn productieapparaat niet in staat te groeien en het is niet duidelijk of het land alles kan terugbetalen.
Spanje trad tegelijk met de overige landen tot de euro toe en meteen begon de rente te zakken. In korte tijd convergeerde de rente op de staatsschuld van alle eurolanden naar hetzelfde niveau, want daar hadden de investeerders belang bij. De risico's om in het ene of het andere land te investeren waren zo gelijk.
Het gevolg was dat enorme hoeveelheden buitenlands geld naar Spanje toe stroomden. De private schuld schoot omhoog, het krediet nam een waanzinnige vlucht en 'Spanje ging goed' (zoals de toenmalige premier Aznar pleegde te zeggen). De hoge groeicijfers brachten een immigratiegolf op gang, die de vraag om leningen nog opdreef. En het begon méér dan goed te gaan met Spanje.
Maar de schuldcapaciteit bereikte haar grens, de bedrijvigheid stokte, de vastgoedactiva begonnen waarde te verliezen, de kredietverlening kwam tot stilstand en de werkloosheid begon te stijgen. De belastingopbrengsten daalden, terwijl Spanje meer moest betalen om zijn staatsschuld te slijten. De gevolgen zijn bekend: besparingen op de uitgaven, verhoging van belastingtarieven om de inkomstendaling te compenseren, nog meer werklozen. Spanje gaat niet meer goed.
Overbodig
De vraag die opvallend weinig wordt gesteld en die niemand die op dit terrein beslissingsmacht heeft wenst te beantwoorden, is deze: wat gaan we doen met de mensen die geen werk hebben omdat ze niet nodig zijn voor de economie?
Het dagblad El País startte onlangs met een serie over jongeren met een inkomen van minder dan duizend euro per maand. Een paar opmerkingen zijn van belang om het fenomeen van de jeugdwerkloosheid in Spanje te begrijpen. Volgens de jongste gegevens bedraagt die 49,9 procent, maar let wel: in Europa is dat 22,4 procent. Toen 'de wereld goed ging' was de jeugdwerkloosheid 20 procent in Spanje en 10 procent in de EU. Waarom bestaat deze situatie? Ik denk dat politici bewust de jeugdwerkloosheid ontkoppelen van de totale werkloosheid. Jeugdwerkloosheid lijkt minder dramatisch; jongeren kunnen meestal terugvallen op hun ouders. De jeugdwerkloosheid in Spanje is 49,9 procent omdat de algehele werkloosheid 23,3 procent is. Oftewel: de jeugdwerkloosheid is monsterlijk omdat de totale werkloosheid monsterlijk is.