Aanslagen
Vladimir Poetin is de spil in het door Belton blootgelegde systeem. Ze volgt hem vanaf zijn stationering in het Oost-Duitse Dresden halverwege de jaren tachtig, waar hij, anders dan hijzelf beweert, allesbehalve een onbeduidende KGB-agent was.
Het afgelegen en door westerse inlichtingendiensten veronachtzaamde Dresden was volgens een van Beltons KGB-informanten in de nadagen van de DDR een centrum van hightech-spionage en duistere zaakjes op gebied van de export van grondstoffen en kapitaal uit Rusland. Poetin moet dan ook wel betrokken zijn geweest bij de rekrutering van spionnen binnen grote West-Duitse bedrijven als Siemens, Bayer en Krupp.
Evenmin sluit Belton uit dat Poetin, vooruitlopend op de ineenstorting van de DDR, in West-Duitsland een leidende rol heeft gespeeld bij het samen met de Stasi organiseren van aanslagen op Amerikaanse militairen en West-Duitse prominenten. Die aanslagen werden uitgevoerd door leden van extremistische organisaties als de Rote Armee Fraktion (RAF) of het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina.
Een van hun belangrijkste slachtoffers was Alfred Herrhausen, de president van de Deutsche Bank en een belangrijk regeringsadviseur op het gebied van de economie van de Duitse hereniging. Kort na de val van de Muur, toen alle betrokken partijen aasden op het staatsbezit van de DDR, werd hij door de RAF in zijn auto opgeblazen met behulp van hypermoderne infrarood-apparatuur geleverd door de Stasi en de KGB. Belton staaft die beschuldiging aan de hand van een voormalig RAF-lid, dat vertelt hoe dergelijke aanslagen in Dresden altijd in overleg met de Stasi werden voorbereid. En aangezien de Oost-Duitse geheime dienst niets deed zonder toestemming van de KGB, is de link naar de ambitieuze Poetin gemakkelijk gelegd.
Weggesluisd
Al deze activiteiten werden gefinancierd met kapitaal dat door de KGB naar Zwitserland, Liechtenstein, Panama, Cyprus en Singapore was weggesluisd. Toen na 1991 de staatskas van het nieuwe Rusland tot verbijstering van president Jeltsin en zijn ministers leeg bleek te zijn, bezat de KGB een geheim miljardenvermogen waarover ze vrij kon beschikken.
De truc voor dat wegsluizen was simpel: grondstoffen zoals olie, hout en ruwe metalen werden door de KGB tegen bodemprijzen ingekocht, om ze in het buitenland via de KGB welgezinde westerse banken en bedrijven te verkopen tegen soms duizend keer hogere internationale marktprijzen. Belton toont aan dat Poetin dit systeem na zijn terugkeer in zijn geboortestad Leningrad in 1990 vervolmaakte. Hij deed dat als rechterhand van de liberale burgemeester Anatoli Sobtsjak, die hem een vrijbrief gaf om in het buitenland ruilhandelstransacties van honderden miljoenen dollars af te sluiten, waarbij grondstoffen geruild zouden moeten worden voor voedsel. Dat voedsel kwam er nooit, de opbrengst van die ruilhandel verdween in Poetins zakken.
Ook privatiseerde Poetin in het inmiddels in Sint-Petersburg herdoopte Leningrad de Baltische vloot, die voor een habbekrats in handen kwam van een van zijn kameraden. Verder beheerste hij samen met de machtige lokale maffia de olieterminal en de haven, die een sleutelpositie in de Russische economie bekleedde. De Petersburgse haven zou zelfs een belangrijke rol gaan spelen in de doorvoer van drugs naar West-Europa.
Om het slinks verdiende geld te beheren kwam er een gemeenschappelijke pot, waarmee Poetin en zijn Petersburgse kameraden zowel hun gemeenschappelijke operaties in binnen- en buitenland als hun vorstelijke privé-genoegens financierden. Het Kremlin en de leiding van de FSB in Moskou merkten niets van de criminele activiteiten van hun Petersburgse collega’s, die steeds meer een staat in de staat vormden.
Vernedering
Na de ineenstorting van de Sovjet-Unie had de KGB zich vernederd gevoeld. Het imperium waarvoor de leden van de veiligheidsdienst zich zo hadden ingezet was verdampt, van een status als grootmacht was geen sprake meer. President Jeltsin en de hem steunende oligarchen, de westers gezinde zakenmannen die in de jaren negentig voor een habbekrats het staatsbezit opkochten en miljardair werden, hadden hun macht sterk beknot, wat hun rancune tegen het nieuwe democratische bewind extra voedde.
Toen de succesvolle manager Poetin eind jaren negentig naar het Kremlin werd gehaald om na korte tijd door Jeltsin als zijn opvolger te worden aangewezen, begon hij met het wissen van zijn criminele sporen in Sint-Petersburg. Veel van zijn zakelijke contacten verdwenen overnacht.
Eenmaal aan het roer van het Kremlin zette Poetin zijn criminele praktijken volgens Belton voort, met behulp van filialen van de Deutsche Bank, de Danske Bank en een Moldavische witwasorganisatie. Een van Beltons informanten vertelt hoe hij nieuwe, door hem aangestelde hoge functionarissen als een echte maffia-leider dwong om hun functie te misbruiken voor eigen gewin, om hen zo medeplichtig te maken.
Ook nam Poetin nu wraak voor de vernedering van de KGB in de jaren negentig. De oligarchen, die aanvankelijk meenden dat ze op zijn steun konden rekenen, werden onder het mom van het terugnemen van geroofd staatseigendom een voor een uitgeschakeld, met de arrestatie van de olietycoon Michail Chodorkovski in 2003 als hoogtepunt. Hun bezit kwam echter niet ten goede aan de staat, maar werd verdeeld onder Poetins vrienden, waarbij hij zelf vaak het grootste deel kreeg.
De oligarchen die na deze zuivering overbleven zijn tegenwoordig niet meer dan marionetten van het Kremlin, die soms op bevel geld ter beschikking moeten stellen voor een nieuw paleis van Poetin of voor de bouw van voetbalstadions.
Trumps duistere zaken
==================
==================
Waar Belton het over het herstel van Ruslands grootmachtstatus heeft, voert ze een paar machtige nazaten op van vooraanstaande Russische aristocraten die na de revolutie van 1917 naar Frankrijk waren gevlucht. Even absurdistisch als fascinerend is het om te lezen hoe zij, als grootste tegenstanders van het communisme, zich nu uit patriottisme voor het karretje van het Kremlin laten spannen, omdat ze Poetins Rusland als hoeder beschouwen van de humanistische christelijke waarden die in het Westen als gevolg van het verderfelijke consumentisme verloren zijn gegaan.
In dat opzicht behandelt Belton ook de Russische bemoeienis met de Amerikaanse presidentsverkiezingen van 2016. Veel nieuws haalt ze daarbij niet boven water, al herhaalt ze dat Donald Trump al dertig jaar in duistere zaken met Russische biznesmeni is verwikkeld, waarin Russische maffialeiders en witwaspraktijken volgens het KGB-systeem een grote rol spelen.
Lees ook: Het ingenieuze Russische plan achter Trumps presidentschap
In Een kleine geschiedenis van Rusland zet Galeotti Poetin terecht neer als een leider die zijn land intern heeft gestabiliseerd en het de status van grootmacht heeft terugbezorgd. Toch beschouwt hij hem niet als een uitzonderingsgeval. Eerder past Poetin in de bredere patronen van de Russische geschiedenis en is hij een overgangsfiguur, die de hervormingen van zijn twee voorgangers heeft teruggedraaid en tegelijkertijd beseft dat zijn land zonder markteconomie en westerse investeringen geen toekomst heeft.
Na het lezen van Putin’s people behoeft dat oordeel een aanzienlijke nuancering. Want ook Galeotti, die met The vory zelf een voortreffelijk boek over de vermenging van de Russische staat en de onderwereld schreef, had niet kunnen bevroeden dat het criminele systeem van de moderne opritsjniks zo ingenieus zou zijn dat het de hele westerse wereld op zijn kop zou zetten. Maar daarover schrijft hij ongetwijfeld in zijn volgende boek.