Elk beleidsterrein hangt samen met ICT
De parlementaire onderzoekscommissie Elias uitte zich daarover in 2014 al kritisch: ‘De politiek beseft het niet, maar ICT is overal,’ bromde deze commissie tot de eigen collega’s. ‘De Kamer, het kabinet, “de politiek” in het algemeen is te weinig doordrongen van het feit dat elk onderwerp en beleidsterrein tegenwoordig samenhangt met ICT. […] Een gebrek aan ICT-bewustzijn zorgt ervoor dat het moeilijk is om over ICT-gerelateerde onderwerpen het debat te voeren met de Kamer. Aangezien ICT tegenwoordig overal aanwezig is, raakt dit de kern van de taken van de rijksoverheid.’
Dat wreekt zich als het erom spant. Dat bleek in het begin van de coronacrisis in 2020. De Friese GGD-directeur Margreet de Graaf noemde in een interview met de Volkskrant de ICT achter infectieziektebestrijding in Nederland ‘houtje-touwtje’. Er was geen sturing van bovenaf op de inrichting van technische systemen en onderlinge uitwisseling van informatie. De oorzaak was volgens haar ‘dat de publieke gezondheid in Nederland sinds de tijd van de pestdokters in de zeventiende eeuw decentraal is georganiseerd’.
De GGD’en zijn samenwerkingsverbanden van gemeenten. Toen in Nederland mensen besmet raakten met het virus, was de uitwisseling van gegevens bij de GGD’en niet geautomatiseerd. Vóór de corona-uitbraak werden aantallen besmettingen met bijvoorbeeld kinkhoest handmatig in het systeem van het RIVM ingevoerd. De Volkskrant beschreef hoe de bron- en contactonderzoekers zich beklaagden. ‘Elke GGD heeft zijn eigen afgesloten omgeving in het systeem, waardoor gegevensuitwisseling tussen regio’s erg lastig is. Dat wreekt zich als een besmet persoon in een andere regio is besmet dan waar hij woont en geregistreerd staat.’
De linkerhand wist niet wat de rechterhand deed. Dat bleek in 2020 ook uit onderzoek van de Algemene Rekenkamer. De landelijke testcapaciteit moest worden opgeschroefd, maar het ontbrak aan inzicht in capaciteit, voorraden en materialen. Zo kon in de ene regio een overschot aan materiaal – bijvoorbeeld wattenstaafjes – zijn, terwijl in een andere regio juist een tekort was. Onderling was dat niet bekend, want informatie was niet deelbaar en uitwisselbaar. Het leidde tot een terughoudend testbeleid, terwijl er meer mogelijk was geweest, zo bleek later. Net als bij de ruimtesonde werd de snelheid niet goed ingeschat.
GGD’en doen alle aanbestedingen zelf en kunnen niet met elkaar communiceren
De Algemene Rekenkamer omschreef die organisatie netjes als ‘gefragmenteerd landschap’ en niet als een ‘organisatie uit de tijd van de pestdokters’. Maar de kritiek komt op hetzelfde neer. De diversiteit aan testsystemen en bijbehorende materialen sloten niet aan. De oorzaak? De 25 GGD’en, allemaal samenwerkingsverbanden van de bijna vierhonderd gemeenten, doen alle los van elkaar aanbestedingen.
Door het ontbreken van gedeelde uitgangspunten bestond dat landschap uit niet op elkaar aansluitende technische systemen, wat vervolgens leidde tot organisaties die niet met elkaar konden communiceren, terwijl de crisis om overzicht en snelle maatregelen vroeg.
Waarom die strijd om semantiek en standaarden? Een belangrijke verklaring is een even geliefd als verraderlijk begrip in het openbaar bestuur: autonomie. Dat begrip is sinds de tijd van de pestdokters dominant aanwezig in ons land, ook in wat we nu noemen de gedecentraliseerde eenheidsstaat van Johan Rudolph Thorbecke. De staatsman klaagde in 1847 al over ‘een verward, beginselloos stel van voorschriften’. Hij beschouwde het bestuur indertijd als ‘desorganisatie van regering’ vanwege ‘een mengelmoes van Koninklijke Besluiten, ministeriële mededelingen, dispositien van Gedeputeerde Staten en gouverneurscirculaires, een stapel van administratieve recepten, zonder eenheid van begrip of beginsel’.
Thorbecke bracht eenheid en orde in dat allegaartje van publieke organisaties, maar hij respecteerde het verleden en bouwde de eenheidsstaat van onderaf op. Dat uitgangspunt en die traditie maken dat veel organisaties in het publieke domein een onafhankelijke bevoegdheid hebben die verstrekkend is – tot aan de semantiek toe.
Hier wordt zeer aan gehecht, maar het leidt uiteindelijk tot partijen die zelf kunnen bepalen hoe ze hun organisatie inrichten, en dus met welke ICT-systemen ze werken, en welke (digitale) begrippen ze daarbij gebruiken. Noem het een moderne variant van ‘soevereiniteit in eigen kring’. Of om in coronatermen te blijven: baas in eigen bubbel. ‘Geen Haagse inmenging’ is het gemeenschappelijk devies. Zelfs Thorbecke kreeg het verwijt centralistisch en daarmee on-Nederlands te zijn.