FD
PPG-tje spelen
De superlatieven waren bij de 'Analyst Round Table' van AkzoNobel vorige week donderdag niet van de lucht. Ronkende teksten als 'We hebben fantastische mogelijkheden, een fantastische positie en een fantastisch stel merken' kregen de analisten voorgeschoteld. Eindelijk is het zover. De chemietak is bijna afgestoten, AkzoNobel is conglomeraat af en gaat nu als doelgericht verf-en coatingsconcern voor goud, zo luidde de boodschap.
Maar het is niet alles goud wat er blinkt. Dat bleek wel uit de jaarrapportage van afgelopen donderdag. Daaruit kwam naar voren dat AkzoNobel het in 2017 zwaar had gehad. Vooral door tegenvallende afzet bij de ingezakte scheepsbouw en de olie- en gaswinning, en door de 'serieuze' prijsstijgingen voor grondstoffen, zoals die van olie en titaniumdioxide, een pigment dat in bijna alle lakken wordt gebruikt.
En dat terwijl Akzo zich vorig jaar april, op de huid gezeten door zijn Amerikaanse belager PPG, veel ambitieuzere doelen had gesteld. Zoals een winstmarge die in 2020 op 15% moet uitkomen tegen 10% à 12% in 2018. Die zakte vorig jaar van 9,8% naar 9,4%.
Daarmee loopt AkzoNobel flink achter op zijn grote concurrenten. Maken we de cijfers onderling vergelijkbaar dan scoort PPG een winstmarge van 14%, Sherwin-Williams van 12%, RPM International 10,8% en Axalta van 9,9%. Hoe kan dat toch?
Dat blijkt vooral in de indirecte kosten te zitten. Dat zijn kosten voor staf, administratie, IT, marketing, verkoopapparaat. Die indirecte kosten ten opzichte van de omzet zijn bij Akzo 31,4% tegen 27,3% bij PPG, 29,9% bij Sherwin-Williams, 29,7% bij RPM en zelfs maar 18,5% bij Axalta. 'Decentrale aansturing, gefragmenteerde systemen en processen, losstaande units met eigen structuur, met eigen leveranciers, verschillen in prestatiedoelen', klaagde de net aangetreden cfo Maarten de Vries donderdag.
Maar dat wordt allemaal anders. Wat PPG allang zag en na een overname van Akzo wilde doorvoeren, gaat Akzo nu zelf doen. Eerst het afstoten van de chemietak en nu vervolgens zwaar in de kosten snijden. En niet alleen de indirecte kosten, ook zijn directe kosten. 'We halen intern de muren tussen de onderdelen weg en krijgen daarmee de synergie die je ook creëert als je kleine bedrijven samenvoegt', aldus bestuursvoorzitter Thierry Vanlancker afgelopen donderdag. 'Eén geïntegreerde keten van leveranciers, één geïntegreerde business planning, één geïntegreerde fabriek.'
Vanlancker verwacht met zijn operatie een jaarlijkse kostenbesparing van €200 mln per 2020 te bereiken. Daarmee gaat de winstmarge onherroepelijk omhoog. Wat Amerikaanse druk al niet vermag.