Interessante conclusie van de AG, uiteraard te kort weergegeven in de media. Dat zal ik ook doen door samen te vatten dat naar het oordeel van de AG de rechter de VRH niet kan wijzigen, tenzij de wetgever de regeling na een aanwijzing niet wijzigt (maar dat is al gebeurd). Interessant is dat de AG meent dat op individueel niveau wel een toetsing zou moeten plaatsvinden of de VRH meer dan 100% van de inkomsten uit vermogen beloopt, rekening houdend met de inkomsten van dat soort, kennelijk geïnspireerd op de wetswijziging per 2017 (of in zeker zin voor de oudjes onder ons de 80% en de 68% regeling). Zie oa de onderstaande citaten, volledige conclusie op rechtspraak.nl nr ECLI:NL:PHR:2016:41
Anders dan de pers en de AG verwacht ik persoonlijk geen verwijzing van de zaak, maar dat de Hoge Raad de zaak zelf ten nadele van de belastingplichtige afdoet.
10.43
Het vorenstaande neemt niet weg dat de rechter in individuele gevallen rechtsherstel moet bieden, zoals ook uit de eerder genoemde Hongarije-arresten blijkt.164
10.44
Als criterium zou kunnen gelden of de reële opbrengst minus kosten en de volgens objectieve gegevens voor de soort vermogensbestanddelen in het belastingjaar opgetreden waardevermeerdering in totaal meer beloopt dan 1,2%. Voor de netto-opbrengst van een pand dat niet wordt verhuurd, kan worden aangesloten bij de norm die de wetgever heeft neergelegd in het forfait van artikel 3.112 Wet IB 2001. In zoverre de aldus becijferde baten lager zijn dan de heffing, wordt de heffing tot dat bedrag verminderd maar niet tot minder dan nihil. De rechter kan immers niet een vorm van verliescompensatie in het leven roepen.
10.45
Verwijzing is nodig om vast te stellen of de heffing ten aanzien van belanghebbende buitensporig is in de zojuist genoemde zin en derhalve dient te worden verminderd.